CASTIGLION FIBOCCHI, Maandag 22 augustus 2022 / Ik sta voor de laatst keer in de supermarkt, om mijn proviand aan te vullen, voor vandaag en morgen. Brood, kaas, worst en twee perziken.
De laatste tien dagen vallen me zwaar. Lopen over asfalt heeft mijn lijf geen goed gedaan. Mijn knieën doen zeer, mijn rechterbeen hapert, ik voel de slijtplekken waar mijn rugzak elke dag weer op mijn schouders en heupen drukt.
De eerste dagen, de eerste maand heb ik vaak getwijfeld. Dan werd ik somber wakker, voelde ik weerzin tegen weer verder te moeten. Mijn schouders deden zeer, mijn voeten deden zeer.
Drie maanden lopen is niets voor jou, Tony, hou het maar gewoon bij één, net zoals de vorige keer.
Stop nou maar na de Alpen, dan is het mooi geweest.
Je loopt, je loopt, je loopt ergens heen, klaar, naar huis. Wat is de zin daarvan?
Het was halverwege. Ik liep die dag een eindeloze etappe. Om de hitte te ontlopen nam ik een lange pauze, in de schaduw van een mergelmuur. Ik was doodop, mijn water was op, ik moest nog zeker drie uur lopen, bergop, bergaf.
Ik droomde dat ik gestopt was. Het besluit was genomen. Definitief.
Ik schrok wakker van een auto bij het huis achter de muur. Er stapte een ouder stel uit. Ik liep erheen om om water te vragen. Toen ik met gevulde bidons weer op pad wilde gaan, kwam de man achter mij aan. Hij gaf me een pakje sap mee. Zijn vrouw in de deuropening riep iets en gaf wat aan de man, die het aan mij doorgaf. Het waren twee perziken. Ik at ze even verder in het bos op.
Ze waren goddelijk. IJskoud, een en al sap, zoet, dorstlessend. Het was het lekkerste dat ik ooit gegeten had. En ik dacht: als mensen je zó op weg helpen, je steunen, dan is er toch geen reden om te stoppen? Vanaf dat moment wist ik zeker dat ik het eindpunt zou halen.
Uitroepteken !
Uitroepteken !
Nog een keer!