VEENENDAAL, vrijdag 13 maart 2020 / Ik wandel op deze onwerkelijke dag van Maarn naar Veenendaal. Het voelt als een dag die er niet is, een tussen-tijd, in afwachting van. Er waart een gevaarlijk virus rond, maar ik ken niemand die ermee besmet is, er zijn op deze dag in Nederland nog geen duizend mensen geregistreerd ziek. De verwachting is dat 40 tot 70 procent van ons ziek zal gaan worden, dat het land op slot zal gaan, helemaal tot stilstand zal komen.
Deze vrijdag hebben we een eerste stapje op weg daar naartoe gezet. Iedereen blijft thuis. De trein naar Maarn is leeg, op één andere reiziger en mij na. Het bos is leeg. Er passeert een oud vrouwtje met een hondje, we wijken zo ver mogelijk van elkaar vandaan uit.
Halverwege de wandeling heb ik vanaf de Amerongseberg uitzicht op Veenendaal. Ik stel me zo voor dat er een corona-deken over de stad ligt, een deken die de stad verlamt.
Het doet me denken aan Il Decamerone van de Italiaanse schrijver Boccaccio. In zijn verhaal ontvluchten tien rijke jongelingen de stad Florence, om de pest-epidemie te ontlopen. Ze schuilen in een villa, hoog op de Toscaanse heuvels buiten de stad, en ze vertellen elkaar tien dagen lang tien verhalen. Onkuise verhalen vol seks, list en bedrog.
Komende maandag zou er een spreekavond zijn van mijn speechclub Domstad Toastmasters. Maar die is afgelast, vanwege de corona, of nee, toch ook niet helemaal. We zijn de stad ontvlucht, ieder in zijn eigen villa, hoog op de heuvels, we gaan elkaar nu online verhalen vertellen. Kuise verhalen, dat dan weer wel.